Het scheppen van de juiste voorwaarden voor innoverende docenten: hoe doe je dat?

5x onmisbare voorwaarden voor de innoverende docenten

Veel scholen willen in beweging komen. Innoveren of kwalitatief sleutelen aan het onderwijs. Om de kwaliteit te verbeteren, het onderwijs toekomstbestendig te maken of beter aan te laten sluiten bij de leerling. Dit vraagt iets van docenten. Zij krijgen namelijk vaak de taak op hun bordje om met innovatie aan de slag te gaan. Maar dit vraagt zeker ook iets van het management, namelijk om dit op een juiste manier te begeleiden. En ook al zijn de bedoelingen vrijwel altijd goed, toch gaat het in deze samenwerking vaak mis. Hoe creëer je nu de juiste voorwaarden voor docenten om kwalitatief te kunnen innoveren? We zetten de 5 belangrijkste voor je op een rij.
De schoolleiding geeft een groep docenten een opdracht. Ga samen aan de slag en kom met een innovatief plan. De enthousiaste docenten, veelal kartrekkers binnen de school, vinden dit leuk en gaan enthousiast van start. Maar vaak loopt het een aantal stappen verder vast. Er komen niet echt plannen op tafel, een duidelijk richtingsgevoel mist en de onderwijsoplossingen blijven uit. Kunnen we dat iemand kwalijk nemen? Nee hoor. Het zit vaak niet in het DNA van de schoolleiding of de docenten om met zo’n innovatietraject aan de slag te gaan. Er ontstaat een kloof tussen de schoolleiding en de groep innoverende docenten. Gelukkig kan Beteor daarin helpen. Te beginnen door de 5 belangrijkste voorwaarden te delen.

Inhoudsopgave

Mooie metafoor

Voordat we met de voorwaarden beginnen, eerst een treffende metafoor. Deze gaat over een ambitieuze schooldirecteur die een nieuwe school begint op een prachtige heuvel, omringd door natuur. De directeur vertrouwt op autonomie en het benutten van de vrijheid om je heen. Het schoolgebouw op deze heuvel heeft dan ook geen schoolplein, maar een open wereld de natuur in. Wanneer de kinderen op de eerste lesdag buiten mogen spelen staat de directeur met verbazing te kijken. De directeur ziet één grote zee aan vrijheid, maar de kinderen spelen allemaal veilig dicht bij de school.
De dag erop plaatst de directeur paaltjes- geen hek- op ruime afstand rondom de school. Tot genot van de directeur en de kinderen wordt volop in de ruimte gespeeld. Enkele zelfs voorbij de paaltjes, maar geen enkele meer dicht tegen de school aan.

Wat geldt voor de kinderen geldt ook voor professionals, en zeker voor docenten die gaan innoveren. Geef ze duidelijke kaders en piketpaaltjes waarbinnen ze mogen bewegen. Plaats je geen paaltjes? Dan lopen docenten vast. Ze weten niet wat ze moeten doen en blijven dichtbij veilig spelen. Welke mogelijkheden heb ik, wanneer is het goed en wanneer is het fout, welke richting kan ik op, wie kan mij helpen? In de onduidelijkheid vallen ze stil en ontstaat er een kloof tussen docenten en schoolleiding.

1. Onderwijskundige speelruimte afstemmen

Dit brengt ons meteen bij voorwaarde, ofwel paaltje, nummer één: als je aan de slag gaat met innovatie en een opdracht bij docenten neerlegt, stem dan de speelruimte af. ‘We vragen je om binnen deze kaders te blijven, maar daar ligt de vrijheid’. Wat zijn deze onderwijskundige kaders? Sommige scholen werken vanuit een schoolbrede visie. De docententeams maken daarbinnen een eigen keuze over de ‘hoe’. Deze ‘hoe’ kan vervolgens verschillen van andere docententeams binnen de school. Andere scholen gebruiken een onderwijsmodel of concept waarmee ze werken. Dit geeft al bepaalde essentiële elementen waar de groep innoverende docenten rekening mee moet houden. Is er bijvoorbeeld afgesproken dat elke docent met het Directe instructiemodel werkt? Sla dan dit onderwijskundige paaltje duidelijk in de grond.

Denk hier ook aan de scope van de innovatie. Gaat het om een pilot voor één klas in leerjaar 6, of komt het terug in elke les van de onderbouw? Gaan we een nieuw aardrijkskundeproject ontwerpen of is het de bedoeling dat de doelen van burgerschap ook onder het project vallen?

Hoe ver mogen docenten daarin gaan en wat is de speelruimte? Dat is voor iedere school anders, want dit ligt ook aan de creativiteit en autonomie van de docenten; hoe zelfstandig pakken ze dit op? Sommigen willen veel vrijheid, anderen minder. Pas de speelruimte daarop aan.

2. Heldere verwachtingen

De derde voorwaarde gaat over de vraag: wanneer doen docenten het goed of fout? Welke verwachting hangt er rondom de innovatie? De groep docenten springt in het diepe. Het vraagt dingen van ze die ze niet gewend zijn en waar ze onzeker over kunnen zijn. Daarnaast willen ze het heel graag goed doen. Voor collega’s, voor de schoolleiding, voor ouders. Maar met name voor hun leerlingen. Stel ze hierin gerust en spreek verwachtingen naar elkaar uit. Maak daarbij helder wat er op hun pad kan komen en dat dat oké is.

Bij onderwijsvernieuwing kan het zijn dat leerlingen dat in het begin niet fijn vinden. Dat levert frustratie op. Of ouders begrijpen het niet helemaal en schrijven lange mails. Als hierover niet is gesproken, ontstaat er paniek bij docenten en slaan ze vast. Zeg vooraf ‘leerlingen kunnen hierover gaan mopperen en ouders kunnen commentaar geven, maar dat is niet erg, dat hoort erbij’.

Gaan de docenten aan de slag met 21e vaardigheden of ondernemerschap, dan betekent dat misschien dat sommige vakinhoudelijke scores wat gaan tegenvallen. Maar dat is niet erg, want leerlingen leren ondernemen. Als je dat niet uitspreekt, gaat dat wringen. Dus zeg niet ‘ga maar aan de slag, we vertrouwen jullie, alles is goed’. Want dat alles goedkomt, is een illusie. Daarom is het belangrijk om verwachtingen vooraf naar elkaar uit te spreken.

3. Onderwijsmiddelen

De tweede essentiële voorwaarde gaat om middelen en materialen. Docenten gaan aan de slag met het ontwerpen en innoveren van onderwijs. Welke middelen hebben zij tot hun beschikking? Denk aan fysieke ruimtes, de hoeveelheid onderwijstijd, docenturen, onderwijsbudget en materialen. Mogen ze bijvoorbeeld sprekers inhuren, bedrijven erbij betrekken of naar musea toegaan? Hier is vaak onduidelijkheid over. Soms gebeurt het dat docenten lekker aan de slag gaan en vervolgens een roosteraar zegt ‘dat gaat helaas niet passen op deze manier’. Dat is gevaarlijk, want dan breek je meteen alle energie af. Spreek daarom vooraf de middelen af: de vrijdagmiddag is voor jullie, je hebt daar zoveel uur voor, je mag dan deze lokalen en materialen gebruiken en je hebt dit budget.

4. Middelen voor het innovatieproces

Waar voorwaarde 2 ging over de praktische middelen die je nodig hebt om het onderwijs te organiseren, gaat dit over het innovatieproces of het ontwikkelproces. Welke ontwikkeltijd en ontwikkelruimte heb ik nou precies? Hoeveel uren hebben docenten, mogen ze intern ondersteuning vragen of deze extern inhuren? Zijn er onderwijskundigen of decanen aanwezig die bijdragen, of moeten ze het zelf doen? Is er duidelijkheid over bepaalde processtappen, zijn er bepaalde deadlines waar ze zich aan moeten houden, zijn er bepaalde kartrekkers die hier een rol in hebben? Kortom; wat zijn de randvoorwaarden rondom dat ontwikkelproces. Maak dit vooraf helder en blijf dit peilen tijdens het proces.

5. Begeleiding management

De vijfde en laatste voorwaarde is minder tastbaar. Deze gaat namelijk over de nabijheid van het management en de relatie tussen docenten en schoolleiding. Vraag jezelf als leidinggevende af ‘hoe aanwezig ben ik, hoe betrokken ben ik, hoe beschikbaar ben ik?’ Sommige leidinggevenden zie of hoor je vrijwel niet, anderen zitten er te dicht bovenop. Maak hier afspraken over. Bijvoorbeeld bij een ontwerpmiddag met docenten; sluit het eerste half uur aan en verlaat daarna de ruimte.

Zorg er wel altijd voor dat docenten jouw nabijheid voelen. Die relatie is belangrijk. Onderwijsontwerp- en innovatie is altijd een onzeker proces. De ene docent heeft meer bevestiging nodig, de andere juist niet. Ga met elkaar in gesprek over wat je fijn vindt. Deze voorwaarde is fundamenteel; als dit piketpaaltje niet goed staat, staan de anderen ook vaak fout.

Externe expertise

Herken je de situaties en loop je op jouw school ook vast in het innovatieproces? Dan kan het helpen om externe expertise in te schakelen. Onze adviseur Niels is expert op het gebied van onderwijsvernieuwing en heeft al veel innovatieprocessen begeleid. Daarbij focust hij zich altijd op de relatie tussen schoolleiding en docenten, omdat daar de benodigde vruchtbare grond ligt voor de innovatie. Er zijn nu eenmaal docenten die niet gewend zijn om te innoveren en te ontwerpen. En ook leidinggevenden die handelsverlegen zijn. Niels kan daarin een rol pakken.

Bij Beteor hebben we al veel van dit soort trajecten mogen begeleiden. En onze ervaring leert dat deze 5 voorwaarden altijd meespelen en relevant zijn. Maar elk school heeft haar eigen context en daarmee eigen paaltjes. Denk eens na over jouw school: welke paaltjes mis jij nog?

De wereld om ons heen verandert razendsnel. Maar wat betekenen deze ontwikkelingen voor jou? En hoe kun je erop inspelen? Blijf op de hoogte van de nieuwste inzichten en je ontvangt elk kwartaal de Beteor inspiratiebrief » 

Niels Roelofs

Wil je innovatief aan de slag met organisatie- of teamontwikkeling? Neem contact op en ontdek samen met ons hoe je complexe vraagstukken vertaalt naar concrete, werkbare oplossingen!

Teamontwikkeling en samenwerking

Een team dat als een geoliede machine binnen jouw organisatie samenwerkt, is niet altijd een vanzelfsprekendheid. Beteor helpt bij teamontwikkeling & samenwerking!

Deel dit bericht op